Van alle vormen van manuele geneeskunde staat de osteopathie het dichtst bij de grondgedachte: alles wat leeft stroomt. Still maakte ook veel gebruik van natuurwetten bij de verklaring van onderlinge afhankelijkheid en samenhang tussen de verschillende systemen. Feitelijk wordt elke structuur onderzocht op zijn beweeglijkheid; verminderde beweeglijkheid betekent verminderde functie, waardoor een terrein voor ziekte kan ontstaan. Still’s beroemde uitspraak: ‘daar waar de mobiliteit optimaal en harmonieus is, krijgt de ziekte geen kans’, illustreert deze grondgedachte. De osteopathie is gebaseerd op een viertal grondbeginselen, te weten: 1) Het belang van de bloedvaten, 2) de betekenis van struktuur en functie, 3) de zelfregulatiekrachten van het lichaam, en 4) de mens als ondeelbare eenheid. We gaan ze bespreken.

Het belang van de bloedvaten

Wanneer we alle bewegingen van het lichaam nader bekijken zien we dat de bloedvaten en zenuwbanen in hoge mate verantwoordelijk zijn voor deze bewegingen. Zij dringen door tot elke structuur en reiken tot aan de lichaamscellen. Levend weefsel moet continu verzorgd worden. Deze verzorging vindt plaats door het bloed, waarmee zuurstof, voedingsstoffen, hormonen en enzymen afgegeven wordt aan het weefsel. Afvalstoffen en kooldioxide wordt vervolgens afgevoerd. De grotere moleculen worden door de lymfe afgevoerd. Het bloedvatensysteem zorgt dat de besturingsmechanismen hun invloed kunnen uitoefenen. Hierdoor is een zelfregulering mogelijk. Evenals stromend water telkens ververst wordt en gezond blijft, is ook de continue stroom van bloed en lymfe noodzakelijk. Stilstaand water wordt troebel en is een bron van besmetting; wordt de circulatie belemmerd, dan wordt het weefsel ziek. De belemmering wordt gezocht in spanningen van spieren, fascia, ligamenten, gewrichtsblokkeringen, verminderde beweeglijkheid van organen, etc.

De betekenis van structuur en functie

Charles Darwin, grondlegger van de evolutietheorie heeft gezegd: ‘de functie creëert het orgaan’. Door hun specifieke functie zijn structuren zoals organen, botten of spieren ontstaan. Bijvoorbeeld botten zorgen voor de houding, stevigheid en bescherming tegen druk- en trekbelastingen. Meer druk- en trekbelastingen zorgen voor meer botopbouw; de veranderde functie verlangt meer van de structuur. Is de botfunctie niet meer nodig, zoals bij bedlegerigheid, dan vindt er botafbraak plaats. Hetzelfde gebeurt bij organen. Wanneer de functie van de organen toeneemt, groeit in de regel ook de structuur van het orgaan; wanneer de functie afneemt, schrompelt het orgaan. Maar ook de omliggende structuren van het orgaan zijn van belang voor de uitvoering van de functie. Als bijvoorbeeld de beweeglijkheid van de borstkas afneemt, dan zal dit een invloed op de longfunctie hebben. De verminderde beweeglijkheid van de structuren zijn van diagnostische betekenis in de osteopathie. Bij gestoorde functies verandert de structuur, maar het lichaam zal dit eerst trachten te compenseren. Wanneer compensatie niet meer mogelijk is, ontstaat een structureel probleem en het lichaam wordt ziek. De structuur wordt door de osteopaat onderzocht op bewegingsmogelijkheid, de richting, het ritme en de spanning. Hier vind je een nadere uitleg van de begrippen “struktuur” en “functie”

De functie creëert de structuur en de structuur dirigeert de functie’. Dit principe wordt in de osteopathische diagnose gebruikt in de palpatie van bewegingen, ritmiek en spanning van weefsels. De structuur (anatomie) bestaat uit weefsels (botten, spieren, organen, etc.), wat voor de osteopaat de palperen is. De functie (fysiologie) is uitwisseling (evenwicht), hetgeen zich uitdrukt in beweging. Wanneer de beweging van een gepalpeerd weefsel veranderd is, zal dit gevolgen hebben voor de functie.

De zelfregulatiekrachten van het lichaam

Gezondheid is een vorm van dynamisch evenwicht. Het lichaam bezit zijn eigen genezende krachten en de aangeboren eigenschap zichzelf te verdedigen. Er zijn duizenden situaties denkbaar waardoor het lichaam uit zijn evenwicht gebracht wordt. De zelfregulatiekrachten kunnen, via talloze mechanismen, reflexen en chemische processen het organisme vanuit zijn zieke toestand weer naar Gezondheid brengen. Bloedstolling, bacteriedoding, littekenvoming, koorts, etc. gelden als voorbeeld van deze zelfregulatiekrachten. De osteopathie richt haar behandeling op het helpen van deze krachten. De krachten worden hoofdzakelijk over de bloedvaten en lymfebanen uitgedrukt, zoals zuurstof, fagocytose, hormonen, etc. Daar waar de bewegings- of mobiliteitsverhoudingen van de structuren hersteld worden, wordt de circulatie weer mogelijk.

De mens als ondeelbare eenheid

Een vierde uitgangspunt van de osteopathie is dat het menselijke organisme een ondeelbare eenheid vormt en alleen als eenheid kan functioneren. De harmonie van alle denkbare en ondenkbare bewegingen is alleen mogelijk in de gehele functie van het organisme. Net zoals in een mechanisch uurwerk hebben alle veertjes, schroefjes en radertjes hun plaats en functie, zodat het uurwerk lopen kan. In het lichaam vormen de fascia, dunne bindweefselenveloppen, het raderwerk. Zij hebben contact met elkaar, gaan in elkaar over en bouwen als het ware een grote lichaamsfascie, van kop tot teen. De fascia vormen in osteopathie een van de verklaringen waarom een oorzaak op een bepaalde plek in het lichaam tot symptomen op een totaal andere lokalisatie kan leiden.