Omdat elke structuur van het menselijk lichaam onderzocht wordt, kent de osteopathie verschillende aspecten in diagnostiek en behandeling:

  • het pariëtaal aspect: het bewegingsapparaat, gevormd door botten, spieren, pezen, gewrichten, wervels, etc.
  • het visceraal aspect: de inwendige organen met hun bloedvaten, lymfevaten en besturende zenuwen.
  • het craniosacraal aspect: de schedel en de wervelkolom met daarin het hersenvocht, de vliezen en het zenuwstelsel.

Aspecten in benadering van de osteopaat

De beweeglijkheid van de schedel vormt een apart onderdeel binnen de osteopathie. W.G. Sutherland, leerling van A.T. Still is de grondlegger van deze ‘osteopathie in het craniale bereik. Het zenuwstelsel, de hersenen, het zich daarin bevindende limbische systeem (emotionele centrum) en alle schakelstations, hebben ook een bepaalde graad van bewegingsvrijheid nodig om optimaal te kunnen functioneren. De liquor cerebro-spinalis (hersenvocht) kent ook een bepaalde ritmiek. De schedel laat deze bewegingen toe door middel van zijn suturen (schedelnaden), samen met andere elementen. De ‘bewegingsassen’ van de meer dan dertig afzonderlijke botstukken van de schedel zijn apart beschreven. Feitelijk gaat het hier om maleabiliteit (vervormbaarheid) onder invloed van drukverschillen. Elke fixatie in de schedel, door welke oorzaak dan ook (val, geboorte, gebitsproblematiek, oorontsteking, etc.) leidt tot functieverlies van de suturen in de schedel. De ritmiek is voor de geoefende osteopaat voelbaar, interpreteerbaar en wordt gebruikt in de behandeling. De schedel mag echter niet los gezien worden van de rest van het lichaam. Vele invloeden van het pariëtale of viscerale aspect hebben hun repercussie op de schedel en vice versa.

Ook de inwendige organen worden op hun beweeglijkheid onderzocht. Bijvoorbeeld onder invloed van de ademhaling kent ieder orgaan een bepaalde graad van beweging. Deze beweging is gekoppeld aan de richting van zijn structuur, welke in de embryologische periode is vast gelegd. Gedetailleerde kennis van anatomie, embryologie en fysiologie vormen dan ook de basis voor het onderzoek en de behandeling van de viscera. Via de fasciën (buikvlies, vliezen rondom spieren, etc.) heeft een veranderde beweeglijkheid van de viscera invloed op het bewegingsapparaat en de schedel, maar ook vice versa. Een blokkering van een wervel bijvoorbeeld kan via de bloedvaten en / of zenuwen de organen beïnvloeden. Ook bij de inwendige organen is een geheel eigen ritmiek voelbaar.

Vele klachten die de patiënt voelt, vinden feitelijk hun oorzaak in het inwendige van de mens. De organen informeren voor 90% de hersenen (afferent), slechts 10% informatie is efferent. De buitenkant (extremiteiten, wervelkolom) weerspiegelen het inwendige. Het is de kunst dit te kunnen ‘lezen’. Vrij vertaald is dit de betekenis van osteopathie (osteon = buitenkant; pathie = invoelen).

De osteopaat richt zich op alle drie genoemde aspecten: pariëtaal, visceraal en craniaal. De harmonie tussen deze systemen is van vitaal belang, waardoor de zelfregulatie van het totale organisme behouden blijft (mobiliteit voorkomt ziekte). Bewegingsvermindering in één van deze aspecten kan daardoor steeds de andere aspecten beïnvloeden. Het is dus goed mogelijk dat de osteopaat gaat onderzoeken en behandelen op een plaats waar de patiënt geen directe symptomen vertoont.

Helaas zijn in verloop van tijd de drie aspecten van de osteopathie als zelfstandige cursus of opleiding aangeboden. Hierbij specialiseert men zich in één onderdeel en gebruikt men een eenzijdige zienswijze. De aparte geneeswijzen erkennen nog wel dat zij het totale menselijke lichaam beïnvloeden, echter de invloed van het totale lichaam op dat ene aspect is uit het oog verloren. Hoewel men er verschillende redeneringen op na houdt, dat men via het aangrijpingspunt (bijvoorbeeld de wervelkolom) het totale lichaam kan behandelen, mist men toch de causaliteit van oorzaak en gevolg.